Visserij
Ooit was de Schelde een belangrijk visserijgebied, maar vooral de achteruitgang van de waterkwaliteit en de nieuwe visserijtechnieken doorheen de eeuwen brachten hier verandering in.
In de pre-industriële tijd was de visserij lokaal en kleinschalig, waarbij traditionele technieken zoals netten en hengels werden gebruikt. Met de groei van de scheepvaart en industrialisatie in de 18e en 19e eeuw, nam de visserij toe door de introductie van grotere schepen en geavanceerdere technieken, wat leidde tot een verhoogde druk op de visbestanden.
Na de Tweede Wereldoorlog werden visbestanden steeds meer overbevist door de uitbreiding van de visserijvloot en geavanceerdere technologieën. Dit leidde uiteindelijk tot bezorgdheid over de duurzaamheid van de visserij. In de jaren 70 en 80 kwamen beleidsmaatregelen en reguleringen om de visbestanden te herstellen en de visserij duurzamer te maken. In de jaren 90 en 2000 werden strengere regels geïmplementeerd, zoals vangstbeperkingen en beschermde gebieden, en werd het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) van kracht om de visserij integraal te beheren.
De beroepsvisserij beperkt zich vandaag tot enkele tientallen beroepsvissers en voornamelijk tot de vangst van garnalen, tong, paling en kokkels op de Westerschelde. Op de Zeeschelde wordt nauwelijks meer aan beroepsvisserij gedaan. In het gehele estuarium is sportvisserij beperkt, onder andere door het vele scheepvaartverkeer en de stroming.
Het gevoerde onderzoek en de monitoring in Vlaanderen en Nederland met betrekking tot visserij richt zich hoofdzakelijk op het aantal vissoorten en hun populatiegrootte. Daarnaast wordt er ook ecotoxicologisch onderzoek en onderzoek gerelateerd aan de ondersteuning van de visserijsector uitgevoerd.